China

Naar Chengyang (laatste Dong-dorpje, 26 maart 2019)

Net als gisteren zitten we om 8 uur aan het ontbijt en om kwart voor 9 zijn we beneden om uit te checken. We zijn benieuwd wat ze gaan vragen voor de ontbijtjes en het antwoord blijkt: … niets! Martijn kijkt zo verrast dat de dame van de receptie enorm moet lachen om zijn gezicht. Hij checkt: is het echt in orde zo? Jazeker en bedankt voor uw bezoek! Ok, nou, jullie bedankt eigenlijk… en sterkte met de olifanten! Maar dat laatste dat denken we natuurlijk alleen, dat zeggen we niet echt.

In de reisbeschrijving staat dat we vandaag een theeplantage bezoeken en ongeveer 3,5 uur moeten rijden. Het eerste deel van de rit is niet leuk. Het is vandaag ENORM mistig en hoe hoger we op de berg komen, hoe slechter het zicht. Uiteindelijk kunnen we bovenop de berg maar een paar meter voor de auto uit zien! We zijn enorm blij met Nio die heel voorzichtig rijdt en met lichten en toeteren aankondigt dat hij er aan komt. Als we aan de andere kant van de berg naar beneden ‘kruipen’ wordt het gelukkig snel beter. Ook Nio is opgelucht als we onder de wolken komen en moet verlegen lachen om ons applaus. Hij heeft echt goed gereden: fijn!

Voor we de snelweg op draaien vraagt Karin of de verwarming iets lager mag. We eten niet hoe lang hij op de snelweg moet rijden, maar we willen graag de ellende van twee dagen geleden voorkomen. Nio lijkt het te snappen. Hij draait de verwarming kouder en hoewel we hem goed in de gaten houden, blijft hij deze keer keurig scherp.De afstand over de snelweg valt ook mee en als we er af draaien zijn er nog steeds bergen natuurlijk, maar er is hier vooral thee! Rijen en rijen theestruiken strekken zich uit. Oh ja, de theeplantage! Die hoop wordt de bodem in geslagen als Nio langs de zijkant van de weg stopt waar een aantal theeplukkers aan het werk is. You take photo? Ehm ja, dat willen we wel. Als we uitstappen kijken we elkaar aan: dit is de theeplantage stop he? Ja, denk ik ook. We grijnzen er maar eens bij. En eerlijk is eerlijk: Nio heeft een mooie plekje uitgekozen is wacht geduldig tot we alles hebben bekeken.

Als we verder rijden stoppen we vrij snel daarna voor een kaartje (ja, ook hier moeten we betalen voor we het dorp in mogen) en daarna zien we Chengyang al liggen. Of eigenlijk ‘Chengyang Scenic Area’. Het ‘dorp’ bestaat eigenlijk uit 8 losliggende dorpjes, maar ook hier wordt van overal gebouwd en de dorpjes liggen inmiddels zo goed als aan elkaar geplakt. We rijden naar de rand van het dorp en stoppen voor het Dong Village Hotel. Het is kwart over 11… Ok, ons hoor je niet klagen, maar een beetje verbaasd zijn we wel. Zou die snelweg er iets mee te maken hebben dat het allemaal zo snel gaat? Of die gloednieuwe weg die we de laatste 10 / 15 minuten hebben gereden? Hoe dan ook, het is nog vroeg.

Maar: het voordeel van het laagseizoen is dat je hoepla je kamer krijgt. Ook dit is een houten hotel en we krijgen een kamer op de 3e verdieping. De hoogste: geen olifanten boven ons hoofd dus vannacht. De kamer is erg basic, maar heeft alles wat we nodig hebben. We vragen ons wel af of het warm genoeg is straks: de deken op het bed is dun en er liggen geen extra dekens. Gelukkig hebben we een lakenzak bij ons en koud weer kleding, dus dat komt vast goed. Voor nu zetten we onze tassen neer en daarna nemen we afscheid van Nio. Morgenochtend brengt een auto van het hotel ons naar het station. Nio gaat naar huis. Zijn vrouw is zwanger. Hij wil haar graag zien. We bedanken hem uitgebreid en geven hem een dikke fooi waar hij blij mee lijkt. Hij zwaait als hij wegloopt.

Wij gaan naar beneden, even kijken of we morgen ergens kunnen ontbijten. In de centrale ruimte op de begane grond komen we de eigenaar tegen en die blijkt verrassend goed Engels te spreken! Dat is best handig. En, nog handiger, hij serveert ontbijt èn diner. Als we de kaart zo bekijken heeft hij genoeg wat we lekker vinden. En ja, hij heeft echt bijna alle dingen die er op staan. Alleen geen varkenspoot. We grijzen; daar kunnen we ook mee leven. Hij wappert onze vraag of hij het nu al wil weten weg: nee hoor, ga maar eerst het dorp in, dat komt straks wel.

Het dorp (of de dorpjes) blijkt (blijken) een bouwput. Er wordt echt overal gebouwd en hamerslagen, gezaag en een hoop geroep schallen door de smalle straatjes. De foto’s die her en der hangen herkennen we nauwelijks meer: het dorp is hard aan het veranderen en hele stukken land die op de foto nog zichtbaar zijn, zijn inmiddels volgebouwd. We zien (en horen) verrassend veel Engels, zeker in verhouding tot de voorgaande dagen. We zien nauwelijks ‘ambachten’, maar wel (zelfs midden in het dorp) thee- en akkerbouw. De oude mannetjes zitten ook hier te praten en spelletjes te doen, maar wel heel strategisch, bij elke brug en elke toren en als we langskomen worden we geacht een donatie te doen. We worden gewezen op allerlei stenen plakkaten waar in het Chinees èn Engels allerlei namen staan van eerdere donateurs. Gek genoeg schrijft niemand onze namen op, maar goed. We komen lekker makkelijk van onze losse Yuan-biljetten af, maar we worden er ook wat nukkig van: we hebben toch een kaartje gekocht!

Is dan alles enorm toeristisch? Nee, dat ook niet. Aan de rand van het dorp is een enorme houten wind en regenbrug gebouwd, één van de grootste van China vertelt het bord ons. Langs de rivier er achter zijn houten waterraderen gebouwd die de naastliggende velden irrigeren. Althans, degenen die zijn aangekoppeld. Ze zijn van hout, bamboe en riet gebouwd en er is geen spijker te bekennen! Over smalle paadjes lopen kinderen met opa’s en oma’s. Een oudere vrouw voor ons heeft een rieten mand op haar rug. Als we haar voorbij lopen en nieuwsgierig kijken laat ze het zien: thee! Ook hier zijn de oudere huizen volledig van hout en elk oorspronkelijk dorpje heeft een drumtower. In tegenstelling tot de voorgaande dorpjes is de ruimte er onder niet open maar afgesloten. In de ruimte zitten nog wel mannetjes te praten, kaarten, dammen (of iets wat daar op lijkt). En geld te innen dus.

Als we onszelf versleten hebben gelopen is het half 3. Officieel is er ergens verderop in het dorp een show. Nio heeft op een kaartje aangewezen waar het zou moeten zijn, maar we hebben er eigenlijk helemaal geen zin in. Vooral omdat we hebben gelezen dat er weer een soort symbolisch geld moet worden neergelegd. En dat hebben we wel voldoende gedaan eigenlijk. We gaan naar het hotel en bestellen een enorme pot thee. Als die leeg is zoeken we alvast ons avondeten uit en vragen of we om half 7 kunnen eten. Dat kan. Op de kamer lezen we, kletsen wat, typen aan het verslag en maken gebruik van het verrassend genoeg aanwezige Internet.

Het eten is heerlijk en het is druk. Niet met gasten (er is één andere, Chinese, familie), maar met familieleden van de eigenaar. Hij en zijn vrouw zetten een enorme tafel helemaal propvol met eten en terwijl wij aan de thee zijn na onze uitstekende maaltijd, schuift de familie aan tafel om zelf te eten. Het is een vrolijk een luidruchtig geheel en tegen de tijd dat wij onze thee op hebben, komt de eerste drank op tafel. Gelukkig blijkt het op de 3e verdieping redelijk stil en het laatste beetje herrie verbannen we met onze oordoppen. We gaan op tijd slapen in de verrassend warme kamer. Morgen naar Hong Kong!