China

Van panda’s word je blij! (Chengdu, 19 maart 2019)

Gisteren hebben we het hotel gevraagd om een taxi te regelen naar het ‘Giant Panda Breeding Research Base’. De enige plek buiten een beperkt aantal dierentuinen te wereld waar je panda’s kan zien. Ja, in het wild natuurlijk, maar de kans daarop is klein en de mogelijkheden zeer beperkt. Dus deze kans grijpen we met beide handen aan. Het hotel kan ook een dagtocht regelen, maar dat is niet nodig. Een taxi die weliswaar iets duurder is dan eentje die we op straat oppikken, maar wel fijn betrouwbaar plus een shuttlebusje en een metro terug naar het hotel klinken prima.

Om acht uur staan we voor de deur. Niet helemaal voor alle tourgroepen, maar het is nog verrassend rustig als we naar binnen gaan. Dat zal in de loop van de dag veranderen: hele hordes groepsreizigers èn individuele reizigers (ook Westerse) komen we tegen in de loop van de uren. Het fijne van grote Chinese groepen is wel dat ze haast hebben. Het zijn enorm veel mensen (meteen 40 of 50 tegelijk), maar ze zijn er maar een paar minuten en dan ‘rennen’ ze door naar de volgende bezienswaardigheid. Die korte tijd verklaart misschien ook het duwen en voordringen: ze moeten behoorlijk assertief zijn om toch alles te zien. We zijn blij dat er ook mensen rustig hun beurt afwachten. Eén kerel staat bij het hek als er een panda in de gracht onder hem komt zitten. Hij is super enthousiast, maakt een plaatje, kijkt om zich heen en als hij Karin spot trekt hij haar druk (Chinees) pratend naar het hek. Kijk dan! Karin en de man stralen naar elkaar: soms is er geen taal nodig!

Want ja, de panda’s. Het centrum heeft zowel reuzenpanda’s als rode panda’s (verwarrend genoeg geen familie) en het doel is om de soort te bestuderen en voort te laten planten. Dat lukt redelijk goed als we de lading twee en drie jaar oude donderstralen door hun eten zien rollen. In totaal zijn er meer dan 100 reuzenpanda’s en we kijken onze ogen uit. We zien eenlingen, paartjes, groepen van vijf tot zeven panda’s. Jonge panda’s (de jongste is twee jaar oud) en bejaarde panda’s (rond de 20 in het wild, soms tot 38 in gevangenschap). En geweldig actieve panda’s! Ze worden ‘s ochtends gevoerd en snacken zich vrolijk door een bamboebos heen. Ze klimmen in bomen. Ze stoeien, rennen, hangen in bomen, slapen, poepen en eten nog wat meer. Een panda eet 50 % van zijn tijd om voldoende voedingsmiddelen uit het eten te krijgen.

We leren dat panda’s weliswaar vijf ‘vingers’ hebben, maar ook een soort ‘zesde vinger’ (een vergroeid polsbot) dat ze helpt om bamboe vast te grijpen. Ze eten in gevangenschap dus bamboe (99% van hun dieet), maar ook appels (een traktatie) en gestoomd pandabrood dat maïs, soyabonen, rijst, havermout, graan, olie en extra vitaminen en mineralen bevat. We leren dat je panda’s overal op kan zetten, zelfs als een figuurtje op onze koffie! En tenslotte leren we dat je uuuuren kan doorbrengen op deze bijzondere plek! Tot onze verrassing is het ‘ineens’ half 2 en dringend tijd voor lunch. We vinden het bamboo-restaurant waar we rijst, omelet met paddenstoelen en eend eten. Die laatste is niet lekker, maar de andere twee dingen zijn erg lekker. hoewel (natuurlijk) wat te duur.

En dan kijken we nog één rondje panda’s en gaan we op zoek naar een shuttlebus. Het is weer eens een heel gedoe, maar eigenlijk goed geregeld. Naar buiten. Kaartje kopen. Dat kan je alleen met weChat betalen, maar de verkoper regelt zelf een kaartje en laat ons een foto maken van zijn digitale kaartje. Dan naar het parkeerterrein verderop, waar we na drie mensen ons kaartje te hebben laten zien (die aanvankelijk dan niet wijzen, maar een heel verhaal in het Chinees beginnen…) uiteindelijk de juiste bus tussen de 50 andere bussen vinden. En dan is het geregeld en worden we binnen 10 minuten afgezet bij het metrostation.

In het hotel ploffen we bekaf eerst maar eens even op bed. Daar blijven we (al lezend en spelletjes doend) tot het tijd is om te eten. En we hebben een plan: we willen hotpot eten. Dat is in Chengdu zo heet dat dat ons niet grappig lijkt, maar er is ook een combi versie, met een milde in een binnenring en een hete in een buitenring. Dan kunnen we het uitproberen. Er is bovendien een metroritje verderop een restaurant dat goed wordt beoordeeld, een kaart met plaatjes en wat Engels lijkt te hebben en aan toeristen is gewend. Komt u maar op.

Nou, nee dus. Hoe we ook zoeken, we kunnen het niet vinden. Wat gefrustreerd kijken we elkaar aan. Wat nu. Op dat moment staan we voor een stampvol restaurant waar de locals bijna uitpuilen. Martijn gaat vragen: heeft u een Engels menu. Ergens uit de diepste diepte wordt een Engelse kaart opgediept. We slikken even. Daar staat echt van alles op dat we niet willen: eend-ingewanden, koeientong, kippenklauwen, konijnenmaag, varkenshersenen… En dan ineens een stukje met rundvlees- en groente-opties. Een meisje dat voorbij loopt biedt hulp aan en we checken via haar of er ook een milde optie is en of dit inderdaad ‘gewoon’ rundvlees is (2 x ja) en dan besluiten we de gok maar te wagen.

Dat zullen we weten. We weten uiteindelijk het meisje te overtuigen dat we echt ‘alleen maar’ rundvlees, Chinese kool, spinazie, pompoen-hapjes en bier willen. Ze helpt ons met de saus maken (lief, want we snappen de constructie inderdaad niet als er twee blikjes op tafel worden gezet waar de olie voor de saus in blijkt te zitten) en daarna staan we er alleen voor als de bak hete olie voor ons neus wordt gezet: half champignon-bouillon, half super-pittige-olie. Het hete deel is zo pittig dat Karin letterlijk van de damp last krijgt: niezen, hoesten, dikke ogen, kriebelkeel en uiteindelijk licht misselijk. Martijn probeert één druppel op een stuk vlees en blijft er bijna in.

We gebruiken alleen het champignon-deel en dan nog is het eten een matig genoegen. Een avontuur, dat wel, maar niet echt lekker. Als Karin zich echt ziek begint te voelen geven we het op en gaan naar buiten. In het uur daarna komen Karin’s slijmvliezen tot rust en begint ze zich iets beter te voelen. Martijn heeft nog een paar uur het gevoel dat er een klein gaatje in zijn tong is gebrand, maar ook dat trekt weg. En in de kamer van ons hotel drinken we een rustgevend kopje thee en besluiten nooit meer Sechuan hotpot te eten… Lachend vallen we in slaap: dromen over panda’s dan maar en morgen op naar lekkerder eten!

Eén reactie

  • josé

    Ha ha ha heerlijk veerhaal! Ik kan uit mijn eigen herinnering de betraande ogen van de “sechuan pepper” nog opdiepen 😉 Geniet lekker!!!